Vakantieherinneringen
Ons zomerhuisje was een verbouwd kippenhok achter op het erf van oom Jan. Het blonk uit in eenvoud. Iedere zomervakantie vertrok mijn moeder met haar zeven kinderen en onze hond Tobias naar Brabant. Mijn vader bleef thuis want hij werkte de zomer door. Het huisje bestond uit vijf even grote kamers die een zomervakantie lang onderdak gaven aan ons gezin.
De keuken met zwart-wit vinyl waarop we hink-stap-sprongen, een grammofoon waarop we reclameplaatjes draaiden van Biotex. Er stond een zwarte tafel met aan de ene kant een lange zwarte bank en aan de andere kant gekleurde krukken. Iedere ochtend haalde ik bij mijn tante verse melk. De rauwe vette melk, nog lauw, moesten we eerst koken. Alle kinderen maakten zelf hun ontbijt; alles kon, zolang het maar pap was. Pap met beschuit, met brood, griesmeel, cornflakes of lammetjespap (met suiker en maïzena).
Achter de keuken lag de zitkamer met muffe sisalmatten en een kleine zwart-wit-tv. Op de strakke esthetische verantwoorde ‘less is more’ designbank die – ‘Het kreng kost godverdomme een vermogen, waarom kun je er dan niet op zitten?’- naar het zomerhuisje was gedegradeerd, keek ik op regenachtige dagen naar oude films. Ik hield van de niet erg knappe maar oh zo Engelse gentleman David Niven en wilde later net zo’n gedistingeerde man maar dan wel één zonder snor. Of ik keek naar de zoveelste herhaling van ‘Dr. Doolittle’ of ‘Een reis om de wereld in tachtig dagen’. De kleuren fantaseerde ik er zelf bij.
Links langs de kamers lag een lange betegelde gang. Elke ochtend schrokken je voeten wakker op de ijskoude vloer. Er waren twee slaapkamers voor de kinderen. De rode kamer voor de meisjes had twee stapelbedden, de verdeling was al bepaald, het kwam er op neer dat ik als jongste onderop lag en meeschudde met de zus boven mij. Omdat de groene kamer voor de jongens slechts één stapelbed had, begon de vakantie in die kamer steevast met een ruzie over wie er op het gewone bed mocht slapen.
De gang had één lange kast die voor mij schatten verborg. Ieder jaar was het spannend welke kleren dit jaar jou pasten, welke T-shirtjes je nu ging dragen en wat er lag wat je allang vergeten was en wat daarmee de glans van een nieuwe set kleren kreeg.
Maar natuurlijk waren we het meest buiten. We raceten op gammele oude fietsen met banden die ieder jaar opnieuw geplakt moesten. Links naast het huisje lag een grote zandbak, rechts naast het huisje de tuin met een altijd zwangere pruimenboom. Ook het boerenerf bood veel. In de schuren volgeladen met hooi leefden klittende en stinkende boerderijkatten die elk jaar een nieuw nestje hadden. Om het erf graasden weilanden lang koeien die als ze me aankeken, me vulden met melancholie.
De vakanties hadden een vertrouwd ritme van terugkerende dingen maar omdat mijn perspectief ieder jaar een jaar opschoof, beleefde ik telkens weer een vakantielange ontdekkingstocht.