Otto II van Gelre

Tijd van steden en staten: Arnhem 1000 -1500

Wie is de baas?

Tegenwoordig kennen we gemeentes, provincies en landen bestuurd door volksvertegenwoordigers. Deze mensen zijn door de burgers gekozen en mogen beslissen over de manier waarop we met elkaar omgaan. In de middeleeuwen bestond Europa uit een heleboel gewesten. Deze kleine gebieden werden door een landsheer bestuurd. Vaak was zo’n lokale vorst landsheer van meerdere gewesten. In de tijd van steden en staten (1000 -1500) was Arnhem onderdeel van het belangrijke en zelfstandige hertogdom Gelre, een gebied dat meerdere gewesten besloeg in Nederland en Duitsland. De landsheer van dit hertogdom was de hertog van Gelre, hij bezat huizen en land. Boeren mochten het land in bruikleen gebruiken in ruil voor de opbrengst; een klein deel mochten ze zelf houden. 

De stedenstichter

Op een binnenmuur van het Duivelshuis staat in het Latijns deze tekst te lezen: 

“Ik, Otto graaf van Gelre en Zutphen, heb, na vooraf geraadpleegd te hebben mijn vrienden, edelen en dienstmannen, krachtens keizerlijke en koninklijke machtiging en bijzondere vergunning, van het vlek Arnhem een stad gemaakt en daaraan alle vrijheid verleend met ongeschonden bezit van het hare.“
Ao DOo -13 juli 1233. 

Op vijftiende jarige leeftijd werd graaf Otto II in 1233 de baas van Gelre. Op 13 juli van dat jaar verleende hij stadsrechten aan Arnhem. Arnhem was niet de enige stad die hij stichtte: in totaal verleende de landsheer aan totaal 29 steden in Gelre stadsrechten. Daaraan dankte Otto de bijnaam ‘Stedenstichter’. 

Otto de Lamme

Otto II leefde van 1214 tot 1271. Vanwege een klompvoet had hij nog andere bijnamen: ‘de Lamme’ , ‘de hinkende’ en ‘met de paardenvoet’. Hij liep moeilijk, maar dat weerhield hem niet om mee te doen met allerlei activiteiten die een man van zijn statuur paste. Met de jacht – een bezigheid van vorsten en edelen; met het in die eeuw geliefde steekspel: de tegenpartij met een lange stok van een paard duwen. Of met de oorlogen die tussen de landsheren voortdurend uitbarstten in de honger naar meer land en macht. 

Handelroutes

Het gebied waarover Otto II regeerde was als een lappendeken verspreid over vier kwartieren: het Overkwartier langs de Maas bij Roermond, het Betuwekwartier tussen Lek en Waal, het Veluwekwartier met de Nederrijn en het graafschap Zutphen met de rivieren de IJssel en Berkel. Otto II bedacht dat deze rivieren belangrijke handelsroutes zijn. Daarnaast liep de handelsroute tussen Antwerpen en Keulen voor een deel door zijn territorium. Hij probeerde de gebieden aan elkaar te rijgen. Dat deed hij door de handelsreizigers te beschermen maar ook door goed aan hen te verdienen door tol te heffen. De tol- en belastingopbrengsten gebruikte hij om strategisch gelegen grondgebied langs de rivieren aan te kopen want hij wist dat hij door het bezit van alle grond langs de rivieren bijna onbeperkte macht kan uitoefenen. Gelre groeide hierdoor uit tot een groot zelfstandig gewest. 

Otto was graaf van Gelre van 22 oktober 1229 tot zijn dood in 1271. Hij werd begraven in het klooster ‘s-Gravendaal bij Goch. Maar toen in 1807 de kerk werd afgebroken is zijn stoffelijk overschot met dat van de andere Gelderse vorsten naar Arnhem overgebracht en daar begraven. Waar is onbekend. 

Bronnen:

  • Ach lieve tijd : 750 jaar Arnhem, de Arnhemmers en … / [onder red. van P.R.A. van Iddekinge … et al./ Uitgeverij Waanders Zwolle 1983
  • De historie van het oude Gelre onder eigen vorsten, (tot 1543) / door G. Prop/ Uitgeverij W.J. Thieme Zutphen, 1963
  • Arnhem : het leven in een middeleeuwse stad / door W. Jappe Alberts / Uitgeverij De Bataafsche Leeuw Dieren, cop. 1983
  • http://arneym.nl/index.html