Elke dag was het vijftien kilometer heen en terug. Strakke benen kregen we van dat gefiets. Het geluid van onze hoge stemmen reikte tot waar de weilanden de horizon raakten.
De soul van Stevie Wonder- Songs in the Key of Live- was favoriet. Maar vooral de stem van Philip Bailey van Earth, Wind and Fire kreeg navolging. We bezongen stille en rumoerige liefdes: ‘Tempory is rising, I don’t wanna fê-ie-êl. Uh. Kissing and hugging and holding you tîght. Woaah. Reasons, the reasons that we he-a-er. The reasons that we fear. Ooowohhh. Be-a-ebie’. En met de ijle kitsch van Deniece Williams – ‘I just want to be frêê. Frieeeee’ – lieten we de bedompte sfeer van school mijlenver achter ons.
We fietsten naar de thee met koekjes bij een van ons thuis. Thuiskomen betekende overal wat anders. Bij de ene vriendin veerde een eenzame moeder op bij eindelijk wat leven in huis. Bij een andere maakten we popcorn en vertrokken we zo gauw het kon naar boven om in een felgekleurde kamer bij het open raam te roken. Snelle, stiekeme hijsen van dungedraaide shaggies van Samson of Drum.
In die tienerkamers luisterden we naar Adam Curry en bandjes van Ferry Maats Soul Show. We begrepen elkaar als we klaagden over familie, discussieerden over abortus en kernwapens en giechelden over jongens en alles wat daarbij komt kijken.
foto: dubbelalbum van Stevie Wonder uit 1976.
(In april krijgt Stevie Wonder de Key of life award. Deze oeuvreprijs krijgt hij van de American Society of Composers, Authors and Publishers (ASCAP))