Boekbespreking

De Tweede Plaats – Rachel Cusk

“Ik vraag me af, Jeffers, of ware kunstenaars mensen zijn die er al heel vroeg in geslaagd zijn hun innerlijke realiteit af te werpen of te marginaliseren, wat misschien verklaart hoe iemand met een deel van zichzelf zoveel over het leven kan weten, terwijl hij met een ander deel helemaal niets begrijpt.”

De Tweede Plaats van Rachel Cusk gaat over zoveel meer maar deze vraag licht ik er uit. De behoefte om zo’n kunstenaar te mystificeren vind ik interessant. Alsof er achter schoonheid alleen maar pure waarachtigheid glanst. Terwijl de menselijke maat – hoe dan ook- bij alles de grondtoon is. Dat bijvoorbeeld een fenomeen als kunst toch een glimp naar iets wat ons daarboven verheft kan laten zien, zal voor velen herkenbaar zijn, denk ik. Deze tegenstelling beschrijft Cusk (onder andere) in dit verhaal.

M., een vrouwelijk auteur, nodigt gelauwerd kunstenaar L. uit in het gastenverblijf bij haar en haar echtgenoot thuis. Zijn werk heeft haar diep geraakt. Ze denkt daarom een intieme verwantschap ‘als broer en zus” te herkennen. In een lange monoloog aan ene Jeffers beschrijft ze het bezoek van de grote kunstenaar.

L., inmiddels op leeftijd, komt niet alleen. Hij heeft – onaangekondigd- zijn jonge vriendin meegenomen.

De gastvrouw ondervindt dat de man los staat van wat hij maakt.

Er ontstaat maar geen uitwisseling tussen de man en zijn omgeving.

“ – hij had mijn verhaal aandachtig aangehoord, daar was ik van overtuigd. Maar het spel van empathie, als we elkaar aansporen om onze wonden te tonen, dat vertikte hij te spelen.”

Tot haar teleurstelling wil hij niet haar maar wel haar echtgenoot en dochter schilderen. Haar echtgenoot is een autonome man die geen ijdelheid kent. In het portret zet hij de man klein en boers neer.

De kunstenaar lijkt sowieso geen echte interesse te hebben in anderen. Het leeftijdsverschil tussen de kunstenaar en diens hedendaagse vriendin is groot. Door het generatieverschil kan hij haar gewoon bekijken als een fenomeen van haar tijd en en omdat de afstand te groot is om een brug te slaan, hoeft hij die moeite niet te nemen.

De faam van de kunstenaar is eerder verbleekt dan zijn portemonnee heeft begrepen. Hij blijkt vanwege geldgebrek haar uitnodiging te hebben aangenomen. Daarom noemt hij zichzelf –koketterend- een bedelaar.

Zij: “Zo zag ik helemaal niet, en dat zei ik dan ook. In de eerste plaats had hij het geluk niet in een vrouwenlichaam te zijn geboren: hij kon zijn eigen vrijheid niet zien, want hij kon zich niet indenken hoe die vrijheid hem in de basis ontzegd had kunnen zijn. Bedelen was een vrijheid op zich, het impliceerde in elk geval gelijkwaardigheid met behoeftigheid.”

De man is een lul en toch maakt hij prachtig werk.

De nuance in wie een kunstenaar is en wat diens kunst betekent, heeft Rachel Cusk prachtig in woorden gevangen: leestip dus!