Spullen

Als je gaat verhuizen, ga je eerst door je spullen heen. Wat kan er mee, wat blijft achter of krijgt een nieuw adres? Sommige spullen gaan in de doos en komen daar eigenlijk niet meer uit. Je wilde ze meenemen want je dacht nog dat ze bij je horen maar dat blijkt niet zo te zijn. Helaas weet je dat pas nadat je de doos de trap af en twee trappen opgesjouwd hebt.

Veel van mijn spullen gaan al een tijdje mee. Zo staat de bank waarop ik zit op een familieportret in zwart-wit. Op die foto zie ik mezelf zitten op schoot bij mijn oudste broer. Hij – een jochie nog – kijkt ernstig op de foto. Ongemakkelijk houdt hij mijn babylijfje vast, dat waarschijnlijk net daarvoor in zijn armen geduwd is. De bank stond lange tijd in de nette achterkamer – dat wil zeggen de kamer waar ook Sinterklaas mocht plaatsnemen en waar in de jaren ’70 de fuiven van mijn ouders plaatsvonden. De bank ging – in een ander stofje – nog met een verhuizing van het gezin mee en bij de volgende – zo’n vijfentwintig jaar geleden- kwam de bank bij mij terecht, ik had inmiddels zelf een woning waar plek was voor zo’n serieus meubelstuk. Intussen heeft ook mijn kind onder een dekentje zijn kinderziektes erop uitgezweet, hebben er de nodige amoureuze verwikkelingen op afgespeeld en bleek het voor kat 1, 2 en 3 een krabplek. Niettemin houdt de bank stand, met de hulp van meerdere metamorfoses in kekke bekleding.

Sinds een paar jaar hangt achter de bank een borduurwerk van mijn oma. Het doek is een meter breed, ze moet er echt uren werk in hebben zitten. Ik kreeg het kunstige stuk omdat ze het maakte naar aanleiding van mijn /onze geboorte. De ontelbare steekjes stellen samen een kermis voor. Dat ze het beeld van botsauto’s, een draaimolen en een oliebollenkraam vond passen bij het uitgedijde gezin van haar dochter, vind ik getuigen van humor en een voorzienige blik. Mijn oma stierf toen ik nog een kind was. Elke keer als ik het borduurwerk zie, denk ik aan haar.

Onder het borduurwerk staat een lange, lage kast. Ook dit vintage ‘item’ stond eerder in mijn ouderlijk huis, achter de bank. Stond het eerst in de sjieke kamer, na een verhuizing kwam het terecht op de overloop, de ruimte waar mijn moeder de was streek en vouwde. Dekbedhoezen werden opgeborgen op de plek waar voorheen mooi glaswerk stond. Nu is het fineer op de bovenkant beschadigd door het nog vochtige wasgoed dat wachtte op een strijkbout en komt er elke keer een zoete geur van net gewassen goed vrij op het moment dat ik een klemmend kastdeurtje met enige moeite opentrek.

Ik heb ook zelf spullen op de kop getikt – ook nieuwe – en veel gemaakt. Een deel hiervan zal voor mijn zoon een tastbare herinnering worden aan mijn bestaan. Welke hiervan voor hem van betekenis zullen zijn is nog ongewis.

Kortom, sommige spullen zijn kompanen geworden. Al wil ik soms wel eens een andere bank. Dat is het nadeel van al die giften en vondsten. De spullen verplichten ook. Ze kunnen niet naar de kringloop. Een weggooiactie zou voelen als een gebrek aan loyaliteit. Dus het blijft bij me, tot de dood ons scheidt. Of een brand. Of een tiny house.