In de herberg zie ik ze zitten om de grote tafel.Er zijn erbij die gewoon het woord nemen wanneer ze iets willen vertellen; ze worden niet onderbroken.Zij overschreeuwen zichzelf niet. Alsof dat nooit nodig is geweest en ze als vanzelf een plek in het geheel hebben. Daar hoeven ze niets voor te doen, ze zijn er.
Ze hebben niets te verliezen, te winnen of te bewijzen, zo lijkt het wel. Hooguit ten opzichte van elkaar.
Ik hoor een golf luid gelach waarbij ze slaan op tafels en knieën. Ze schudden achteloos de grappen die over hun rug gemaakt zijn, van hun schouders af. Het doet niets aan ze af. Dat denk ik te zien, althans.
Dat vanzelfsprekende zelfvertrouwen, daar kan ik ze om benijden. Al weet je natuurlijk nooit zeker of het slechts spelers zijn in een thuiswedstrijd.