Als ik langs een speeltuin loop en kijk naar de overgave van spelende kinderen, bekruipt weemoed me. Eerst de glimlach die het me ontlokt. Waarop ik me meteen een voorstelling maak van de angsten en verwachtingen die in die lijfjes huizen. En besef hoe het allemaal nog open ligt. Dat het verhaal nog zoveel kanten op kan. De ontroering die ik voel als ik me bedenk dat ze aan het begin staan van alles. Nog zo losgezongen zijn van ervaringen.
Herinner je de tijd dat je tiener was, een jonge twintiger, toen alles mogelijk leek? Dat een ontmoeting een geheel eigen verhaal zou kunnen gaan leiden? De opwinding van het niet weten wat er ging gebeuren met de volle overtuiging dat die dag alle kanten op kon. Dat tomeloze verlangen naar eerste, nieuwe, waarachtige ervaringen. Hoe dat je vleugels gaf en alles omlijste met een sprankelend licht. Dat alles opzuigende van onbevangen zijn.
Dat gevoel kan ik zo missen. En als ik in die weemoed beland, mis ik de overtuiging dat de relativering en mildheid die ouder worden meebrengt ook winst is. De opvattingen die ergens een midden hebben gevonden. Omdat je inmiddels wel weet dat alles twee kanten heeft. Of meer dan twee. Tot vervelends toe komt die nuance. Dan kan ik blij zijn dat ik ook boos blijf om dezelfde dingen als waar ik me eerder kwaad om maakte. Dat dat niet verandert.
Ik merk dat ouder worden ook betekent dat ervaringen alvast beginnen te rollen naar een vakje in mijn brein. Dat het begin van een gebeurtenis vasthaakt aan een eerder moment met al de gevoelens en ideeën die je er toen bij had. Dat je aan het vergeten bent hoe het is om iets met nieuwe ogen te zien. Omdat het op iets lijkt wat je al kent. Erger nog: dat juist de herhaling tot tevredenheid stemt. En je moet bekennen dat het bekende je als een warm dekentje geborgenheid biedt. Voor je het weet trekt gezapigheid je in te comfortabel denken. En als je eenmaal op die plek bent beland, wacht de verveling je op.
Is dat de reden dat mensen zich willen verliezen in extreme ervaringen? In een of andere verslaving? Een nieuwe liefde? Of dat anderen het juist zoeken in de soberheid? In het kleine, in het naar binnen gaan, naar het hier en nu, naar al die dingen? Zoom je uit of zoom je in?
Uiteindelijk moet je jezelf nog weten te verrassen, denk ik. Maar hoe doe je dat dan? Als mij die weemoed bekruipt – ik moet bekennen dat me dat vaak gebeurt: zou dit nu de midlife crisis zijn?- voel ik me bevoorrecht dat ik in elk geval houd van dingen maken. Dat er op die plek nog steeds iets nieuws gebeurt. Een idee hebben, een gedachte, een beeld en daarop voort. Kennelijk is dat hetgeen me drijft en me op de been houdt. Je zult maar zonder komen te zitten.