communicatie, tekst, kunstenaar en workshopdocent
  • elsebeth
  • communicatie
  • workshop
    • particulieren
    • organisaties
    • leerkrachten
    • leerlingen
  • kunst
  • blog
  • portfolio
  • Als herboren

    Als herboren

    An had het echt nodig: ‘me-time’. Dus had ze de stoute schoenen aangetrokken en een vakantie voor haarzelf alleen geboekt. Dochter Lieke ging die week naar ex Martin en zijn Chinese schone, en zij toog in haar Suzuki Alto richting de Franse Provence. Hier werd een klein dorp bevolkt door Nederlanders die zich wilden laven aan zon, goed eten en andere vrijgezelle dames en heren, al was natuurlijk niemand echt op zoek. De vakantiegangers konden zich inschrijven voor allerlei creatieve cursussen van Nederlandse kunstenaars die gul en bevlogen met hun talenten strooiden. Het kon niet anders of je kwam er als herboren vandaan.

    Er waren workshops zenzingen, ‘persoonlijk landschap’ schilderen en – nieuw dit jaar- blindboetseren; oftewel de innerlijke mens kwam ruimschoots aan bod. An had al een dag geschilderd in een geurend lavendelveld. Aangemoedigd door kunstenares Anne-Marie had ze als een ware Van Gogh haar eigen gekte durven omarmen en in een spannend kleurenspel op het witte doek gesymboliseerd. Ook spannend bleek het geblinddoekt portretboetseren. Ze werd gekoppeld aan een kleine man uit Heino, Evert. Eerst voorzichtig maar allengs steeds brutaler hadden ze elkaar op de tast verkend en in klei vastgelegd. An voelde zich al na twee dagen Frankrijk een ander mens, en vergat pardoes waarvoor ze was gekomen. ‘Hoezo me-time, he-time zul je bedoelen’, giechelde ze tegen kamergenote Margriet terwijl ze samen de buste bekeken die An van de bescheiden Evert had gemaakt.

    Later die week kwamen ze elkaar weer tegen bij de workshop ‘Als Herboren’. Trainer Joop vertelde de zes dames en drie heren dat ze vandaag contact gingen maken met het kind in henzelf. ‘Terug naar de tijd dat je je nog bij je moeder geborgen wist’, om daarna de moederbinding los te laten en een ‘volwassen relatie met jezelf’ aan te gaan. ‘Alleen dan kan je je echt verbinden met anderen’, meende Joop, ‘en kun je je blokkades op het gebied van intimiteit doorbreken.’ Na een aantal oefeningen waarbij de zongebruinde leerlingen met de ogen dicht hun adem naar het centrum van hun lichaam langs alle chakra’s hadden geleid, moesten ze in paren op de knieën tegenover elkaar gaan zitten. An zag hoe Margriet zich tegenover Evert manoeuvreerde terwijl zij met ene Gerdien uit Appelscha zat opgescheept.

    An noteerde hoe Margriet met haar haren schudde en haar ferme borstpartij pront naar voren stak. ‘Leg de handen tegen elkaar. Doe de ogen dicht en voel waar jullie handen elkaar raken’, verordonneerde Joop zachtjes. Vanuit haar ooghoeken bekeek An hoe Margriet met gesloten ogen, topzwaar vooroverhellend, haar ellebogen stevig tegen de onderarmen van Evert plantte. De paren moesten langzaam dichter naar elkaar toe schuifelen. ‘Maak contact met elkaar, maar blijf bij jezelf’, gaf Joop hun mee. Op het moment dat Everts hoofd weldadig in Margriets zachte boezem landde, landde An met beide benen op de grond.

    Ze stond op, knipoogde naar Gerdien, en zocht een zonnig plekje in de boomgaard. In het rulle zand ging ze liggen. Ze spreidde haar armen en voelde hoe de zon haar lichaam verwarmde terwijl de zachte wind een vleug lavendel meebracht, en zo was ze voor een moment helemaal alleen met zichzelf. ‘Ach’, bedacht ze zich ontspannen, ‘het is hier eigenlijk best goed toeven.’

    elsebeth

    01/05/2019
    feuilleton, verhaal
    taal, verhaal
  • Zinloos geweld

    Zinloos geweld

    Daarnet liep je vol levenslust.
    Ritsrats ritselde je door het hoge gras,
    langs de opgekomen tulpen en narcissen.
    Een ademtocht verder.

    Haar had je niet gezien.
    Ratsroets verdween je tussen haar scherpe nagels.
    Vele malen volgevreten,
    slechts hongerig naar spel.

     

    elsebeth

    25/04/2019
    kunst, taal, verbeelding
    kunst, taal
  • Kat

    Kat

    Interesse in deze poster?
    Neem dan contact op!

    elsebeth

    05/04/2019
    verbeelding
    kunst, taal
  • Avegoor

    Avegoor

    De hel van Ellecom

    Landgoed Avegoor kent een rijke en zelfs koninklijke geschiedenis. Het prachtige landgoed aan de rand van de Veluwe was in bezit van verschillende eigenaren, totdat stadhouder Willem II het in 1648 aankocht. Het bleef tot 1800 in het bezit van de koninklijke familie. Zij gebruikten het landgoed als buitenverblijf voor de traditionele fazanten- en zwijnenjacht. Na de Franse tijd verkochten de Oranjes het landgoed aan de graaf van het naburige Middachten. In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was Avegoor een vakantieoord van de Nederlandsche Bond van Personeel in Overheidsdienst. Vandaag de dag is in het landhuis een hotel-restaurant gevestigd. Bij de oprit naar het hotel herinnert de luisterkei van de Liberation Route nog aan het leed dat hier in de Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden.

    Toen Nederland nog maar kort bezet was, liet de Duitse bezetter zijn oog vallen op Avegoor. Eind 1940 namen de Duitsers het landgoed met het statige pand in beslag. Ze richtten hier een opleidingskamp in voor de speciale legereenheid ‘Waffen SS’. Duitse en Nederlandse jongens kregen schietles en deden veel aan sport, zodat ze in korte tijd een goede SS-soldaat konden worden. De hoge Duitse officieren namen naast Avegoor ook huizen in beslag en woonden tussen de Ellecommers in.

    In 2005 vroeg de Oranjevereniging Ellecom aan kinderen uit het dorp om mensen die de oorlog als kind hadden meegemaakt te interviewen over hun ervaringen. Dertien Ellecommers vertelden hun verhaal aan de leerlingen van de Anne Frank school. “Al in het begin van de oorlog kregen de bewoners aan de Laan van Avegoor die geen kinderen hadden, de opdracht hun huis te verlaten. Ze moesten maar zien waar ze bleven,” vertelt één van hen. “In het begin mochten we ons niet met die mensen bemoeien.” Maar zoals dat gaat met kinderen: spelen kun je met iedereen, ongeacht taal of afkomst: “Al gauw speelden die kinderen met ons mee en het duurde niet lang of ze spraken netjes Nederlands tegen ons.”

    De SS-studenten woonden in barakken. De kinderen in het dorp zagen de soldaten oefenen op straat. “Ze hadden zwarte halve leren laarzen aan met ijzerbeslag onder de zolen. Dat ketste op de kinderkopjes van de weg.” “Als ze marcheerden liepen ze met zijn vieren naast elkaar en vlak achter elkaar. De rechtervoet van de één werd naast de linkervoet van zijn voorganger gezet. Je zag dan zo’n groen stampend blok over de weg lopen. Dat zag er best rot uit.”

    In het dorp zelf merkten de kinderen weinig van datgene wat er op Avegoor gebeurde. “Als je naar school ging zag je natuurlijk vaak dat gedoe rond Avegoor. Je zag wel officieren met hoge petten en allemaal zilveren dingen aan hun uniform door het dorp lopen. Maar soldaten eigenlijk weinig. Die zwartjassen, die laffe Landwach­ters en al dat andere vreemde spul, dat was veel beroerder.”

    In 1942 wilden de Duitsers op het landgoed een gymzaal bouwen en sportvelden aanleggen. Hiervoor lieten ze gevangengenomen joodse mannen komen. De 139 joodse dwangarbeiders uit Amsterdam, Rotterdam en Den Haag waren met de trein naar Dieren gebracht. Ze wisten niet wat hen te wachten stond. Op het station werden ze opgewacht door SS’ers met een geweer om de schouder. Deze duwden de joodse mannen hardhandig in een bus. Daar werden ze naar een vervallen leegstaand pand in Ellecom gebracht, Huize Irene. Eén van die joodse mannen was Max Deen. Hij vertelde in 2004 – toen hij 84 jaar was –  aan een journalist van De Gelderlander hoe dat ging. “Alles uitpakken en sorteren, de persoonsbewijzen inleveren. Kaalgeschoren werden we, de trap op geknuppeld. Een dag daarvoor zat ik nog in de nestwarmte van mijn ouderlijk huis.”

    Een Ellecommer herinnert zich hoe de joodse mannen ineens in het dorp opdoken: “Plotseling waren ze er, een grote groep kaalgeschoren mannen op klompen met gekke lange jassen aan en een davidsster op de borst. Een stel schreeuwende soldaten er omheen. Ze sjokten de hoofdingang van Avegoor binnen en werden naar het plantsoen gebracht. Daar moest ze ijzeren kiepkarren met zand vullen die dan over het smalspoor door een paard naar boven werden getrokken. Daar werd het paard er afgehaakt, iemand ging achter op zo’n kar staan en dan ging het naar beneden. Met een stuk hout tussen het frame en een wiel kon er geremd worden. De lege karren werden dan weer door paarden naar boven gebracht. Zo werd het glooiende plantsoen in een strak waterpas liggend grasveld veranderd. De grote massa zand werd zo verplaatst naar achter in de Els. Het werd de ondergrond voor de te bouwen turnhal. In nauwelijks drie maanden tijd was al het grondwerk voltooid.” De joodse dwangarbeiders moesten keihard werken, kregen nauwelijks te eten. De SS- studenten treiterden de mannen voortdurend. Als ze niet snel genoeg waren, kregen ze slaag. Max Deen vertelde erover: “Palestina noemde de SS die zolder.” Diezelfde SS liet ze graag heen en weer rennen. “Zolder op, zolder af, bed in, bed uit. Sport machen, noemden ze dat.”  De SS’ers pesten de joodse mannen door het zware werk dat ze hadden gedaan weer ongedaan te maken. Ze keken toe hoe de dorstige en hongerige mannen werkten terwijl ze zelf gebakjes aten en bier dronken. Al snel waren de joodse arbeiders uitgeput en uitgemergeld. Max Deen: “Na zes weken viel de eerste dode en waren er 36 mannen doodziek.”

    Iedere dag moesten de joodse mannen van hun slaapplaats naar het landgoed lopen. De Duitsers wilden niet dat de mensen in het dorp zagen hoe ze met deze mannen omgingen. Dus moesten de Ellecommers de gordijnen dicht doen als de afgepeigerde mannen voorbijkwamen. Maar toch vingen de Ellecommers wel eens een glimp op. “Tussen lege kisten door die bij Brinkhorst de groenteboer voor de deur stonden, zag ik ze voorbij sjokken. Ouwe gebogen mannen. Het was een naar gezicht. Maar veel erger waren die bewakers. Zij schreeuw­den. Ik kon ze niet verstaan. Maar ze schreeuwden. Ze schreeuwden tegen die mensen. Die bewakers hadden bolle koppen met een helm er omheen. En een geweer met een bajonet. En ze schreeuwden maar. En die mensen sjokten maar door. Op klompen. Gebogen. Met hun armen bungelend langs hun grijze jas.”

    “De weg werd afgezet en de mensen werden naar binnen gejaagd als de dwangarbeiders ’s morgen en ’s avonds over de straat moesten. Wie niet goed mee kon werd met knuppelslagen tot spoed gemaand. Een meisje op school, ik geloof Lies Hofman, kwam volledig overstuur op school toen ze gezien had hoe één van die mensen werd neergeknuppeld.”

    Dat mensen zo wreed konden zijn was voor de Ellecomse kinderen niet te behappen. “Met de komst van de joden vielen wij met een geweldige klap in een wereld die ons totaal onbekend was. Thuis moesten de gordijnen dicht en in stomme verbazing stond ik daar tussendoor te gluren naar wat zich buiten afspeelde.”

    Het bestaan van concentratiekampen, van martelingen, van Jodenvervolging, laat staan van gaskamers en massa-executies was ons volkomen onbekend. Ook onze ouders hadden daar geen flauw idee van. Anders hadden we er in een onbewaakt ogenblik wel eens over horen praten.”

    “Het kan niet waar zijn dat die bewakers ooit een moeder gehad hebben, zei mijn oma. Daar heb ik toen als kind vaak over nagedacht. Zouden ze in Duitsland iets hebben waar zulke wezens uit tevoorschijn kwamen? Een enge grot of een griezelig beest of zoiets.”

    Drie joodse mannen zijn in Ellecom overleden, vermoedelijk door uitputting, mishandeling en uithongering. Jacob de Lion, Alfred Tuvij en Meier Groot zijn door de Duitsers – uit het zicht voor de dorpsbewoners- begraven op de Bijzondere Begraafplaats Ellecom. Het hoofd van de school aan de Zutphensestraat hield bij één van de begrafenissen de leerlingen binnen, maar liet hen op tafels staan, zodat ze de stoet langs konden zien komen. De Duitsers ontdekten dat. “Niet lang daarna kwam een stel Duitse soldaten de schoolgang binnenstampen en werd de meester meegenomen. De volgende dag stond hij weer voor de klas. Ik heb er nooit een woord van hem over gehoord.”

    Na drie maanden zat het werk van de joodse dwangarbeiders erop. Max Deen: “Met een gemiddeld gewicht van 35 kilo werden we na elf weken op transport naar Westerbork gesteld.” Daarna werden de mannen naar een vernietigingskamp in Duitsland gebracht waar de meeste mannen alsnog zijn vermoord. In totaal hebben slechts 33 van 139 mannen de oorlog overleefd.

    Na de oorlog kwamen de joodse mannen die de oorlog hadden overleefd regelmatig terug naar het dorp om hun vrienden te herdenken. In 1948 legden de Ellecommers samen met een aantal overlevenden een herdenkingssteen over de graven van de drie overleden mannen. In 1989 maakte de Ellecomse beeldhouwer Harry de Leeuw het Joods Monument Ellecom. Dit staat bij Huize Irene.

    Max Deen kwam in 2004 terug op de zolder van Huize Irene waar hij en zijn 138 kameraden in de oorlog overnachtten. “Verdriet voel ik hier. Maar ik ben ook blij, omdat jullie me omgeven met liefde.


    Foto: Monument ter herinnering aan de joden die hier geleden hebben en de drie mannen die gestorven zijn. Ontworpen door Harry de Leeuw. Dit artikel heb ik geschreven voor de lesbrief Avegoor bij de Liberation Route.

    Bronnen:

    • Terugblik ’40-’45, maandblad van de documentatiegroep ’40-’45, 46e jaargang nr. 9
    • De Gelderlander van 15-10-2004, ‘Erger dan Ellecom kon de hel op aarde niet zijn’, Harry van der Ploeg
    • Ellecommers in de oorlog, uitgave van Oranjevereniging Ellecom, 2005

    elsebeth

    05/02/2019
    erfgoed, mens, onderwijs
    erfgoed, onderwijs, taal, WOII
  • Monroe

    Monroe

    Marilyn

    Een meisje is ze nog maar,
    als zij in haar een ster herkennen.
    En ze haar meenemen in hun zucht
    een groot publiek te verwennen.

    Haar rode lippen in een bevroren zoen,
    de zachte borsten in wellustig korset,
    speelt ze keer op keer dezelfde rol,
    op de set of thuis in bed.

    Een geharnaste vrouw is ze,
    als zij het meisje blijven herkennen.
    Ze blijft alleen in haar vlucht,
    wie zal haar ooit nog kennen.

    elsebeth

    01/02/2018
    taal, verbeelding
    sekse, taal
  • leugenvinding

    leugenvinding
    Het recht op informatie is een voorwaarde voor een vrije democratie en niet voor niets opgenomen in de Grondwet. Op dit moment buitelen meningen en feiten over elkaar heen en staat de informatievoorziening onder druk.

    De kerntaak van de pers is informeren over de gebeurtenissen in de wereld zodat mensen zich een mening kunnen vormen. Journalisten zoeken achter de ‘waarheid’ de feiten maar presenteren feiten ook als waarheid. De beroepsregels van de journalist (bijvoorbeeld hoor en wederhoor, meerdere bronnen gebruiken, feiten checken) dienen die waarheidsvinding. Toch blijft de gepresenteerde waarheid slechts een deel van het verhaal. Wat waar is, is niet meteen de hele waarheid. Omdat de blik van de journalist en het huis waaruit hij opereert de feiten rangschikt en kleurt, is zijn waarheid altijd subjectief. Elke journalist kiest het kader van zijn verhaal, de woorden die hij gebruikt en de feiten waarmee hij zijn verhaal stut.

    In het hedendaagse debat zien mensen elkaar vooral als tegenstanders, als vertegenwoordigers van kampen. In de woordenstrijd gebruiken de tegenstanders trucs om zo het debat te ondermijnen. Ongenuanceerd en met een beperkt kleurenpalet. Zo is er de vertegenwoordiger van het eigen gelijk die de journalistiek en de gepresenteerde feiten discutabel vindt en feiten als meningen framet. En horen we de vijanddenker die gebrachte feiten in diskrediet brengt door te stellen dat het slechts een deel van het verhaal is. Waarna hij vervolgens het verhaal met een mening complementeert en dat als waarheid presenteert. Dit zijn slechts enkele trucs die de informatievoorziening ondermijnen. Aan het eind van de strijd blijft de lezer in ongewisse en met een chaotisch wereldbeeld achter. Hoe kan hij zich dan nog een gefundeerde mening vormen?

    Aan de pers de taak deze trucs te pareren. Dit kan bijvoorbeeld door meer gericht te zijn op het duiden en het in perspectief plaatsen van feiten en minder op het naast elkaar zetten van meningen. Door de feiten van meer kanten te belichten, ook de kanten die buiten de eigen comfortzone en scope liggen. Door bij het brengen van een verhaal niet alleen te kijken hoe je duiding en context kunt staven met de feiten maar juist ook óf en hoe je feiten kunt ontkrachten. Door te durven zoeken naar de leugen binnen de waarheid. Hiermee kan een journalist niet alleen zijn vooringenomenheid voor zijn maar ook een verhaal brengen vanuit een breder perspectief. Met als doel sterker in zijn schoenen te staan bij de taak die hij dient: een genuanceerde informatievoorziening opdat een ieder de kans krijgt zich een onderbouwde mening te vormen.

    Foto: Mondriaan volgens Ursus Wehrli
    Uit Kunst aan de kant! van uitgeverij De Harmonie.

    elsebeth

    18/02/2017
    maatschappij, mens, taal
    maatschappij, media, mens, taal
  • Kafka

    Kafka

    Franz Kafka:

    “Je hoeft je kamer niet uit. Blijf aan je tafel zitten luisteren.
    Luisteren is niet eens nodig, je hoeft slechts te wachten.
    En niet eens wachten, het enige wat je moet doen is stil en alleen zijn. Dan zal de wereld vanzelf aan je verschijnen en onthuld worden, ze heeft geen keus, ze zal zich in volle glorie aan je openbaren.”

    elsebeth

    20/10/2016
    kunst, taal, verbeelding
    kunst, taal
  • 1973

    1973

    Vakantieherinneringen

    Ons zomerhuisje was een verbouwd kippenhok achter op het erf van oom Jan. Het blonk uit in eenvoud. Iedere zomervakantie vertrok mijn moeder met haar zeven kinderen en onze hond Tobias naar Brabant. Mijn vader bleef thuis want hij werkte de zomer door. Het huisje bestond uit vijf even grote kamers die een zomervakantie lang onderdak gaven aan ons gezin.

    De keuken met zwart-wit vinyl waarop we hink-stap-sprongen, een grammofoon waarop we reclameplaatjes draaiden van Biotex. Er stond een zwarte tafel met aan de ene kant een lange zwarte bank en aan de andere kant gekleurde krukken. Iedere ochtend haalde ik bij mijn tante verse melk. De rauwe vette melk, nog lauw, moesten we eerst koken. Alle kinderen maakten zelf hun ontbijt; alles kon, zolang het maar pap was. Pap met beschuit, met brood, griesmeel, cornflakes of lammetjespap (met suiker en maïzena).

    Achter de keuken lag de zitkamer met muffe sisalmatten en een kleine zwart-wit-tv. Op de strakke esthetische verantwoorde ‘less is more’ designbank die – ‘Het kreng kost godverdomme een vermogen, waarom kun je er dan niet op zitten?’- naar het zomerhuisje was gedegradeerd, keek ik op regenachtige dagen naar oude films. Ik hield van de niet erg knappe maar oh zo Engelse gentleman David Niven en wilde later net zo’n gedistingeerde man maar dan wel één zonder snor. Of ik keek naar de zoveelste herhaling van ‘Dr. Doolittle’ of ‘Een reis om de wereld in tachtig dagen’. De kleuren fantaseerde ik er zelf bij.

    Links langs de kamers lag een lange betegelde gang. Elke ochtend schrokken je voeten wakker op de ijskoude vloer. Er waren twee slaapkamers voor de kinderen. De rode kamer voor de meisjes had twee stapelbedden, de verdeling was al bepaald, het kwam er op neer dat ik als jongste onderop lag en meeschudde met de zus boven mij. Omdat de groene kamer voor de jongens slechts één stapelbed had, begon de vakantie in die kamer steevast met een ruzie over wie er op het gewone bed mocht slapen.

    De gang had één lange kast die voor mij schatten verborg. Ieder jaar was het spannend welke kleren dit jaar jou pasten, welke T-shirtjes je nu ging dragen en wat er lag wat je allang vergeten was en wat daarmee de glans van een nieuwe set kleren kreeg.

    Maar natuurlijk waren we het meest buiten. We raceten op gammele oude fietsen met banden die ieder jaar opnieuw geplakt moesten. Links naast het huisje lag een grote zandbak, rechts naast het huisje de tuin met een altijd zwangere pruimenboom. Ook het boerenerf bood veel. In de schuren volgeladen met hooi leefden klittende en stinkende boerderijkatten die elk jaar een nieuw nestje hadden. Om het erf graasden weilanden lang koeien die als ze me aankeken, me vulden met melancholie.

    De vakanties hadden een vertrouwd ritme van terugkerende dingen maar omdat mijn perspectief ieder jaar een jaar opschoof, beleefde ik telkens weer een vakantielange ontdekkingstocht.

    elsebeth

    06/10/2016
    erfgoed
    taal

contact

bel, app of schrijf

06 50 83 42 51

post [at] elsebethhoeven.nl

Pontanuslaan 68 Arnhem

socials

linkedin
instagram
google
© 2025 | elsebeth hoeven – tekst & beeld